Erken dat de gemeente een zorginstelling is

Erken dat de gemeente een zorginstelling is

Toen het Rijk de gemeenten opzadelde met zorgtaken, ging men als een gek inkopen. Het adagium was/is daarbij: wij gaan over het wat en zij gaan over het hoe. Men realiseerde zich daarbij niet of nog steeds niet dat je als gemeente ook direct verantwoordelijk bent geworden voor de uitvoering en de kwaliteit van de zorg voor burgers. 

Je kunt het wel inkopen, maar in de praktijk ben je eigenlijk een zorginstelling die dat uitbesteedt heeft aan (zorg)leveranciers. Dit besef is vaak nog niet volledig ingedaald. Weinig gemeenten weten hoe de worst gemaakt wordt, om een Engels gezegde te parafraseren. Als je echt geeft om je burgers waar je voor moet zorgen, dan moet je ook onder de motorkap van de kwaliteit van je zorgaanbieders willen kijken. Kwaliteit dient namelijk in het hart van je bezigheden te staan. 

Dat vereist dan wel dat je op verschillende niveaus de kennis in huis hebt om dat te kunnen beoordelen. Zo moet je kunnen beoordelen of zorgaanbieders aan de minimale kwaliteitseisen voldoen voordat je ze een contract geeft. Maar daarmee ben je er nog niet. Het is ook noodzakelijk om gedurende de contractperiode met elkaar in gesprek te blijven over het onderwerp kwaliteit. Hoe worden jullie steeds beter in je werk? Waar zie je dat aan? Welke meetlat gebruik je daarvoor? Enzovoorts. 

Dat blijkt nog steeds een lastig verhaal. Sommige zorgaanbieders vinden dat gemeenten zich hiermee niet moeten bemoeien. Of beklemtonen dat men vertrouwen moet hebben in de professionaliteit van hun medewerkers. Maar dat is niet voldoende. Gemeenten hebben zelfs wettelijk de plicht om kwaliteit van zorg voor hun burgers te verzekeren. Dat moet dan ook systematisch worden aangepakt. Het is niet voldoende om zelf een set indicatoren op te stellen waarmee je de kwaliteit kunt meten. Je moet er ook voor zorgen dat de indicatoren ook daadwerkelijk meten wat je beoogt te meten. Dat heet validatie. 

We hebben dus gevalideerde kwaliteitsmetingssystematiek nodig en (beleids)medewerkers die daar verstand van hebben. Een probleem daarbij is dat verschillende academische gremia soms een andere kijk op kwaliteit hebben. Een aantal jaren geleden organiseerden de zorgkantoren een symposium over inzicht in kwaliteit voor de Wlz, ingezet door de nadruk op kwaliteitsverbetering door toenmalig minister Hugo de Jonge. (1) Daar spraken verschillende professoren. Zo vertelde Jan Hamer, hoogleraar Ouderenzorg (Universiteit Maastricht), over dat kwaliteit lastig te meten is, maar dat er aanwijzingen zijn dat de juiste verhouding tussen Mbo’ers en Hbo’ers in een zorginstelling belangrijk is. Er moet, kortom, een evenwicht zijn tussen denkers en doeners. Joris Slaets, hoogleraar Ouderengeneeskunde (Rijksuniversiteit Groningen) gaf aan dat zijns inziens kwaliteit niet te meten was en vertelde over een meer narratieve benadering, waarbij hij bij organisaties mini-verhaaltjes verzamelde. Clusters van dezelfde mini-verhaaltjes konden aangeven welke zaken goed of fout gingen. Hein van Hout, hoogleraar General Practice & Medicine for Older Persons (VUmc), hield een presentatie over een internationale kwaliteitsmetingsmethode, met kwaliteitsindicatoren die door zowel artsen als verpleegkundigen op gezette tijden uitgevraagd worden en die zowel duidend als voorspellend kunnen zijn. 

Langzaam maar zeker vindt dit nu ook ingang in Nederland. Onderzoeker Beatriz Roman van Tranzo (Tilburg University) vertelde dat er in wezen drie perspectieven zijn: 

  1. het perspectief van de cliënt die gewoon de voor hem/haar beste zorg wil; 
  2. het perspectief van de zorgaanbieder die wil weten hoe hij/zij zich kan verbeteren; 
  3. het perspectief van de macro-partijen die aanbieders onderling wil kunnen vergelijken. 

Voorbeelden van macro-partijen zijn de zorgkantoren, maar ook gemeenten die op een hoger geaggregeerd niveau inkopen. In beide gevallen zijn het zogeheten monopsonisten (tegenovergestelde van monopolisten; een monopsonie kent één inkopende partij) die voor hun regio de enige inkopende partij zijn. In principe is er dus veel marktmacht, zeker als men samen zou werken met andere partijen die ook zorg inkopen namens de overheid (gemeenten etc.). Marktmacht die men zou kunnen aanwenden om overkoepelende, op wetenschap gebaseerde standaarden op kwaliteitsvlak neer te zetten. Bijvoorbeeld door dit contractueel op te nemen. Kwaliteit is geen zaak meer van de zorgaanbieder alleen, maar van ons allemaal.

Colofon